Verplichte arbeid in België

Vue actuelle du village de Straimont (Herbeumont)

BOSBOUWWERKEN IN DE PROVINCIE LUXEMBURG. Charles J., Molenbekenaar van 25, wordt op 10 mei 1917 als werkloze gedeporteerd, samen met een honderdtal andere mannen uit zijn gemeente. Eerst houden de Duitsers hem vast in het Noordstation, maar dan wordt hij naar Saint-Médard gestuurd. Ter plaatse voert hij allerhande bosbouwwerken uit: bomen vellen en ze op kiepwagens laden bijvoorbeeld.

 

 

VERZWAKT EN MET EEN BROZE GEZONDHEID WEER NAAR HUIS. 18 maanden lang is Charles J. gedeporteerd en leeft hij in barakkenkampen, waar hij alleen koolraapsoep te eten krijgt. Hij is ziek, maar mag tijdens zijn deportatie geen enkele keer naar een dokter. Zijn gezondheid heeft hieronder zwaar te lijden: diabetes, bronchitis, het gebit van een oude man,... Zijn voedingspatroon is grondig verstoord en wel zo erg dat hij met ziekelijke vraatzucht kampt. Eind 1925 wordt bij hem tuberculose vastgesteld en lijdt hij aan tal van spijsverteringsstoornissen; op 14 augustus 1926 overlijdt hij.

 

 

 

MASSALE DEPORTATIES IN STRAIMONT (NEUFCHÂTEAU). Straimont is met zijn uitgestrekte wouden en zijn zagerij de ideale plaats om dwangarbeiders aan het werk te zetten. Zo worden heel wat burgers, waarvan de meeste uit de provincie Luxemburg afkomstig zijn, tewerkgesteld in de bosbouw of moeten ze wagens laden. Eerst worden de gedeporteerden ondergebracht in de gemeenteschool van Saint-Médard, maar later worden ze naar het station van Straimont gevoerd.

 

Adolphe D. zat in het kamp van Straimont van 10/05/17 tot 28/08/18; hij bewees zijn energieke karakter toen hij, hoe hard ook werd aangedrongen en gedreigd, weigerde om zijn vrijheid te kopen door een tijdelijk arbeidscontract te ondertekenen ten gunste van de vijand.

 

 

Adolphe D., mechanicien uit Brussel, 23 jaar oud, is er meer dan een jaar lang gedeporteerd. Ook Jean-Baptiste H. wordt er in 1915 als werkloze gedeporteerd. De mishandelingen die hij er ondergaat, laten fysieke sporen na: hij wordt met een bajonet op de hand geslagen en krijgt ook een felle stoot tegen zijn mond, waarbij hij enkele tanden verliest.

 

 

 

 

 

SLACHTOFFER VAN EEN GASAANVAL OP DE PLAATS VAN DEPORTATIE, IN DE BUURT VAN HET FRONT. Student Salomon D. is 19 als hij van 24 mei tot 21 oktober 1918 voor dwangarbeid naar Menen wordt gestuurd. Hij werkt in de buurt van het front en moet, waarschijnlijk zonder enige bescherming, zien te ontkomen aan verschillende aanvallen, waaronder met obussen en gas.

Hij komt in contact met strijdgas en keert sterk verzwakt en ziek naar huis terug. Hij overleeft het gas niet en sterft op 21 juli 1919, amper 20 jaar oud. De vader van Salomon verliest niet alleen zijn zoon, maar betreurt ook het overlijden van zijn neef van 19, die in een bataljon naar Frankrijk wordt gestuurd. Deze laatste wordt eerst opgenomen in het ziekenhuis van Lazarat d’Effry, waar hij in mei 1917 sterft aan tuberculose.

 

 

DWANGARBEIDER VERNIELT WERKGEREEDSCHAP. Victor D. is als chauffeur opgeëist door het Belgische leger en is in augustus 1914 verantwoordelijk voor de ravitaillering van het Fort van Flémalle. Als Luik wordt ingenomen, wordt hij gearresteerd en gedwongen om zijn voertuig te gebruiken om de Duitse gewonden van het fort van Boncelles naar Luik te brengen.

Tijdens een zoveelste reis om gewonden te gaan ophalen, verdwijnt hij met zijn voertuig. Hij keert ook terug naar zijn werkgever om er de accessoires van zijn voertuig te verbergen en de overblijvende benzine uit de wagen te pompen, zodat hij niet meer door de Duitsers gebruikt kan worden. Als hij na een lange mars thuiskomt, is hij aanzienlijk verzwakt. Uiteindelijk loopt hij een longontsteking op, die ten slotte ontaardt in tuberculose – de oorzaak van zijn dood in maart 1917.

 

Andere verhalen