Martelarensteden

 (2 ans) en Thérèse Delfosse 26 ans) in gevangenschap (otages, région de Tirlemont, 1914)

VISE : TWEE FAMILIES GEDEPORTEERD. Als op 4 augustus 1914 de stad Visé door de Ulanen wordt ingenomen, zien twee families hoe hun mannen gedeporteerd worden. Joseph L., 44 jaar oud en inspecteur, en zijn broer Pierre L., 35 jaar oud en timmerman, worden meegevoerd. Pierre sterft twee maanden later in deportatie ; Joseph keert enkele dagen voor Kerstmis terug naar Visé.

In de familie D. worden kappers Jean-Simon (55) en Gaston (28) en hun neef Joseph (41), zaakvoerder, eveneens naar Sennelager gedeporteerd. Alle drie worden ze bevrijd in de zomer van 1915, maar tot die tijd verrichten ze grondwerken, vervoeren ze grind en hakken ze hout.

 

LEUVEN : AANZIEN VOOR EEN FRANC-TIREUR. Georges C. is 18 als hij in Leuven terechtkomt als de stad wordt verwoest. Hij komt van Brussel en gidst een honderdtal Belgische soldaten in totale wanorde, in de buurt van Kessel-Lo. De Duitse soldaten aanzien hem als een franc-tireur en richten verscheidene malen hun wapen op hem, om hem neer te schieten. Wat hem echter redt van de dood, is het feit dat hij Duits spreekt!

Georges wordt meegenomen naar Duitsland, samen met de andere gedeporteerden uit Leuven. Al zijn bezittingen worden hem afgenomen: laarzen, sokken, jas, vest, hoed, zilveren uurwerk, gouden ketting en zijn portefeuille met ongeveer 100 frank. Hij wordt onder dwang aan het werk gezet en moet wagons lossen, barakkenkampen bouwen en in een veenderij werken. In maart 1915 keert hij naar huis terug. 

 

Ze haalden haar uit het huis en brachten haar naar het plein voor het gesticht om hen te doden (...). Ze sloegen haar met hun geweer op haar rug en deden haar het gesticht binnengaan (...), dan probeerde ze bij ons naar binnen te gaan, maar de Duitsers brachten haar weer naar het gesticht (...). Ze was aan weerszijden omringd door Duitsers (...). Toen stond het huis in brand.

.

 

HERVE 1914 : BEDREIGD EN NEERGESCHOTEN VOOR DE OGEN VAN HAAR DOCHTER. Gertrude B. wordt op 5 oktober 1875 in Herve geboren en heeft een dochter, Emerance. Gertrude is dienstmeisje en werkt voor de burgemeester van Herve.  

Op 5 augustus 1914 trekken de Duitse soldaten Herve binnen, steken ze huizen in brand en dwingen ze de inwoners om naar buiten te komen. Ze wordt meegevoerd naar het gesticht van Herve. Ze dreigen er herhaaldelijk mee haar neer te schieten. Haar dochter van 11 is getuige van dit verschrikkelijke tafereel.

 

 

 

LAND VAN HERVE, 1914 : STERVEN OM EEN KIND TE REDDEN. Landbouwer François R. is 62. Hij is gehuwd en woont in Mélen. Op 6 augustus 1914 beslist François om Pierre te redden. Dit kind is gewond geraakt tijdens de gevechten in het buurdorp Labouxhe. Hij kent de grootouders van het kind en wil het naar hen brengen. Onderweg wordt François opgemerkt door twee Duitse soldaten, die hem tot thuis volgen. François probeert te vluchten, maar tevergeefs. De twee soldaten doden hem van heel dichtbij. 

Metselaar Henri R., die ook in Mélen woont, is getuige van de verbetenheid van de soldaten: “Ik heb geholpen bij de begrafenis van meneer R. François, die net door de Duitsers was gedood. Ik had vastgesteld dat hij doorboord was door een bajonet en dat zijn arm was afgehakt.

 

Omdat ze door de verdedigers van het fort van Fléron verslagen zijn, nemen de Duitse soldaten wraak op de inwoners van Mélen. Ze maken de inwoners wakker en doden er minstens elf. Op 8 augustus 1914 kiezen ze 72 inwoners van de buurdorpen en executeren ze hen op het veld. Vervolgens steken ze het dorp in brand.

 

 

 

Andere verhalen